De Nederlandse overheid is sterk afhankelijk van buitenlandse IT-aanbieders. Dat wordt in toenemende mate als onwenselijk gezien, want het maakt ons kwetsbaar. Niet alleen door de veranderende geopolitieke situatie, maar ook omdat digitalisering inmiddels cruciaal is voor onze samenleving en economie. Daarom staan digitale autonomie en soevereiniteit hoog op de bestuurlijke en politieke agenda’s.
De overheid noemt het vergroten van de digitale autonomie als een prioriteit in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie. Ook in Common Ground, de informatiekundige visie op het IT-landschap van de lokale overheid, is het verminderen van afhankelijkheden een belangrijke prioriteit.
Wat kun je als bestuurder concreet doen om deze afhankelijkheden te verkleinen? Ofwel: hoe kun je sturen op meer digitale autonomie en digitale soevereiniteit?
Het verschil tussen digitale autonomie en digitale soevereiniteit
Digitale autonomie gaat over het zelfstandig keuzes kunnen maken in het digitale domein. Het gaat over het behouden van beslissingsbevoegdheid, zonder volledige onafhankelijkheid. Digitale soevereiniteit gaat een stap verder. Het betekent volledige controle en zeggenschap over data, digitale infrastructuur en technologieën.
Sleutelbegrippen zijn grip en controle
Bij digitale autonomie en digitale soevereiniteit heeft de overheid grip en controle over data, infrastructuur en processen. Bij autonomie gaat het dan vooral over zo onafhankelijk mogelijk zijn van IT-aanbieders, bijvoorbeeld door het gebruiken van open standaarden. Dit zorgt voor flexibiliteit. Overstappen naar een andere aanbieder kan met behoud van de eigen data.
Digitale soevereiniteit gaat over controle op drie niveaus: geografisch, juridisch en operationeel. Als data en kritische bedrijfsprocessen in datacentra binnen Nederland of Europa staan, dan ben je geografisch en juridisch in control, omdat deze datacenters vallen onder Nederlandse en Europese jurisdictie. Dat is echter niet voldoende, want voor digitale soevereiniteit is ook operationele controle nodig.